Mens in beweging en portret - Praktijk Marianne Geerts

Mensfiguur en Portret

Mens in beweging

Je hebt nodig:
– (kleur)potloden
– eenvoudig tekenpapier of printerpapier


Uitleg
– De basis van een mensfiguur bestaat uit een hoofd, een romp, twee armen, twee handen, twee benen en twee voeten. 
– De benen en armen bestaan uit 3 afzonderlijke delen: bovenarm/been, onderarm/been en hand/voet en deze afzonderlijke delen kunnen verschillende standen innemen.
– Als het raamwerk van de basis er staat ga je de onderdelen verbinden.
– Als de onderdelen zijn verbonden ga je je mensje aankleden.

Werkwijze
– Teken een hoofd als een ovaaltje, een eitje. Het hoofd is 1/8 van het totale lijf. 
– Teken de romp als een grote ovaal iets onder het ovaaltje. Je kunt de romp ook – zoals in de les- tekenen als twee in elkaar schuivende driehoeken. 
– De armen en benen teken je als paperclips, zie de tekening. De benen zijn de helft van het totale lijf. Zorg ervoor dat de uiteinden van de ‘paperclips’ over elkaar heenvallen als een scharnierpunt. Want dat zijn de schouders/heupen, ellebogen/knieën en polsen/enkels, dus de scharnierende delen van de ledematen. 
– een handje is een ‘wantje’ en de voeten zijn ovaaltjes.
– Verbind het hoofd met een hals naar de plaats waar de schouders komen.
– Teken dan de kleren aan je mensfiguur. Als je je figuur aan de zijkant laat zien (en profil) dan laat je zien welk been en welke arm voor zit en welke achter. Dit doe je door de lijn van de romp duidelijk aan te geven 
– Wat je dan nog van de ledematen ziet geef je een contourlijn. Bij de ellebogen en knieën maak je het iets smaller. Blote voeten geef je vorm. Evt. kun je ook schoenen aan geven.
– Je kunt alle lijnen die je niet nodig hebt dan weggummen.
Ik heb dat bij de 1e figuur bewust niet gedaan, zodat je de opbouw nog kunt zien. Bij de anderen heb ik het wel weggegumd.

– Kleur je mensje in. Je kunt het ademend kleuren toepassen als je wilt. Geef je mensfiguur ook haren en een gezicht.
– Teken zo verschillende mensjes in verschillende houdingen.

Met deze eenvoudige uitleg kun je situaties met mensfiguren makkelijker vormgeven, en hoef je geen ‘stokpopjes’ meer te gebruiken.

De verhoudingen in het portret

Wat je nodig hebt:
– een tekenvel of printervel
– een potlood
– een gum

Inleiding 
Ga eens in je gezicht voelen hoe de afstanden tussen je verschillende gezichtselementen’ zijn. Doe het met je ogen dicht en zonder bril.
Vervolgens wil ik er op wijzen dat de tekening een soort schema is, een uitgangspunt om niet helemaal uit de richting te zitten als je een portret tekent.
Kijk altijd goed naar de verhoudingen van de persoon die voor je zit.
Ik heb de tekening in zijn geheel geplaatst.
Kijk goed naar de lijntjes die ik noem.

Werkwijze 
– Teken de eerst de ovaal, de omtrek van het gezicht.
– Teken een lijn verticaal (middenlijn) en horizontaal (ooglijn) door het midden van het gezicht. 
– Teken op de horizontale lijn twee ogen. Let er op dat er tussen de ogen een oog past, en ook de ruimte tussen de buitenkant van het oog en de omtrek is de breedte van een oog.
– Teken de wenkbrauwen. Het begin van de wenkbrauwen begint precies boven de binnenkant van het oog. Ik zie dat ik dat hulplijntje vergeten ben, maar het is goed te zien. Trek de wenkbrauwen niet helemaal door naar opzij, dat komt later.
– Teken tussen de wenkbrauwen de wenkbrauw lijn, een klein streepje als hulplijntje.

– Precies midden tussen de wenkbrauwlijn en de kin trek je een horizontale hulplijn. Op die hoogte teken je de onderkant van de neus.
– Tussen de neus en kin trek je de hulplijn voor de mond. Teken de onderkant van de mond op deze lijn.
– Van het midden van de ogen trek je hulplijntjes recht naar beneden. Dat is de breedte van de mond.
– Nu ga je de wenkbrauwen doortrekken naar opzij. Daarvoor trek je eerst een hulplijn, die van de neusvleugel langs de buitenkant van het oog schuin naar boven loopt. Op deze lijn eindigt de wenkbrauw.

– De oren zijn altijd een discussiepunt. De aanhechting van de bovenkant van de oren is op de hoogte van de ooglijn. De aanhechting aan de onderkant heb ik hier op de neuslijn getekend, maar het is erg afhankelijk van je model en de houding van het hoofd. Je kunt de onderkant van de oren ook iets lager tekenen. In geen geval hoger!!
– De haarlijn teken je op 1/3 van het voorhoofd (= de ruimte tussen wenkbrauwen en bovenkant hoofd).
– De hals begint iets onder de oren en loopt in een vloeiende lijn over naar de schouders. 


Praktijk Marianne Geerts draait op SYS Platform SYS Platform - Platform voor Coaches & Opleiders